Johannes Röntgen

Johannes Röntgen

Johannes Röntgen

  • Pianist en dirigent (30-09-1898, Amsterdam – 28-04-1969, Namen)
  • Oudste zoon van Julius Röntgen en Abrahamine des Amorie van der Hoeven
  • Eerste huwelijk met zangeres Julia Fentener van Vlissingen (1897-1962)
  • Twee kinderen: Anne Marie (1923) en Marie Louise (1931)
  • tweede huwelijk met Gerda Cheriex (1911-1969)
  • dirigent Koor Vrije Gemeente Amsterdam,
    1937-1963
  • docent Amsterdams Conservatorium,
    1943-1963
  • artistiek leider Amsterdams Vocaal Kwartet

Sinds 1918 trad Johannes Röntgen veelvuldig op als concertpianist en begeleider van beroemde musici, zoals bijvoorbeeld Pablo Casals. Na het conservatorium kreeg hij in 1920 de kans om een jaar lang door Nederlands-Indië te reizen en overal concerten te geven, samen met de zangeres Hovid Kraus-Adama. Hij wilde graag dirigent worden en ging in 1921 voor één jaar naar Edinburgh waar hij directielessen kreeg van Donald Tovey. Ondertussen had hij zich in 1921 verloofd met zangeres Julia Fentener van Vlissingen en op 6 juli 1922 trouwden ze.

Zijn vader kreeg in die tijd een brief van Oscar Posa, dirigent in Aussig (toen: Duitsland, nu: Üsti-nad-Labem, Tsjechië). Posa had een assistent-dirigent nodig voor de Opera aldaar. Na veel wikken en wegen besloten Johannes en zijn vrouw naar Aussig te gaan. Van 1922 tot 1924 was hij kapelmeester van de Gemeentelijke Opera in Aussig. Op 29 oktober 1923 werd hun eerste dochter Anne Marie geboren.

In 1924 kwamen ze terug naar Nederland en gingen in Baarn wonen. Daar werd hij muziekleraar aan het Baarnsch Lyceum. Later kreeg hij een aanstelling bij verschillende Toonkunst afdelingen, o.a. in Zeist, Alkmaar en Amsterdam. Omdat het reizen naar al deze werkplekken zoveel tijd in beslag nam, verhuisde het gezin in 1928 naar Amsterdam.

Daar ging hij tevens aan de slag als pianist, pedagoog en componist. Ook begeleidde hij zijn vrouw op diverse tournees in binnen- en buitenland. Op 25 februari 1931 werd hun tweede dochter Marie Louise geboren en het gezin was compleet.

Johannes bleef koordirigent van de verschillende Toonkunstafdelingen tot 1940. In de oorlog stopte hij met deze betrekking en trok zich terug uit het openbare muziekleven, omdat hij geen lid wilde worden van de Kulturkammer. Wel werd hij zangleraar op de Cornelis Vrij school, waar hij samen met onderwijzer Tom Bouws, verschillende zangspelen maakte voor de leerlingen van de school. Als klapstuk maakten ze samen de kameropera “Joffer Marianne”, voor vocaal kwartet, gezongen door zijn vrouw Julia Röntgen, Wiebe Draaijer, Diete Blooker, en Max Wulff. Samen met zijn broers Edvard (cellist) en Joachim (violist) richtte hij het Röntgen-trio op en organiseerde, in de hongerwinter, ‘illegale’ huisconcerten in ruil voor levensmiddelen.

Van 1943 tot 1963 was hij pianodocent aan het Amsterdams Conservatorium. Van 1937 tot en met 1963 was hij ook dirigent van het zangkoor van de Vrije Gemeente. Behalve bij de zondagochtenddiensten gaf hij met het koor geregeld uitvoeringen voor publiek. Het hoogtepunt van het jaar was, de uitvoering van de Johannes Passion, op Goede Vrijdag.

In januari 1962 overleed zijn vrouw Julia en een half jaar later hertrouwde hij met Gerda James-Cheriex. Na zijn pensionering behield hij de artistieke leiding van het Amsterdams Vocaal Kwartet en speelde hij nog veel samen met zijn broers Edvard en Joachim.

Op weg naar Italië kregen Johannes en Gerda op 21 april 1969 een auto-ongeluk in Namen (België), Gerda overleed direct na het ongeluk en Johannes een week later, op 28 april 1969.

Johannes Röntgen schreef kamermuziek, liederen en koorwerken.

De composities liggen opgeslagen in het Röntgen Archief in het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag.